Verhalen en artikelen uit de oude doos
Verleden en heden. Goede en Slechte tijden. Verhalen, herinneringen van toen en nu, willen wij opnieuw onder uw aandacht brengen. Bent u geïnteresseerd in de geschiedenis van Oosterhout, bezoekt u dan onze website: www.hkoosterhout.nl
Alle verhalen uit de oude doos zijn letterlijk overgenomen uit oude Oosterhoutse weekbladen. Voor elk verhaal is de datum waarop het verhaal is geschreven vermeld.
Uit het “KANTON OOSTERHOUT” van zaterdag 29 november 1941.
ZIJN VERLEDEN EN HEDEN NIET ZONDER BETEEKENIS (3).
Oosterhout moge dan ontwikkeld zijn uit het Kasteel van Strijen met omliggende bebouwing, zijn naam dankt het, naar vrijwel ieders meening, aan het gehucht Den Hout; de kom Oosterhout ligt immers ten Oosten van Den Hout. Misschien volgt daaruit, dat Den Hout vroeger een meer belangrijke gemeente was, dan het toenmalige Oosterhout. Dat het laatste zich echter in den loop der eeuwen veel meer heeft uitgebreid dan Den Hout, behoeft niet te verwonderen. Immers al spoedig lag Oosterhout zeer gunstig tusschen de vestingen Breda en Geertruidenberg. Vandaar ook, naar sommigen weten te vertellen, dat zich tamelijk veel gegoede personen hier vestigden, en zich de vele rijke woningen lieten bouwen, die hier nu nog te vinden zijn.
De veel sterker uitbreiding van Oosterhout ten opzichte van Den Hout volgt logisch ook uit zijn ligging aan den grooten Napoleonsweg, den grooten internationalen verkeersweg, die Amsterdam en Parijs bedoelde te verbinden. Hetzelfde ziet men ook bij de gemeenten Raamsdonksveer en Raamsdonk. Raamsdonk was vroeger het belangrijkste deel der gemeente; daar stond dan ook ’t Gemeentehuis. Maar, terwijl Raamsdonk slechts aan een buurtweg bleef liggen, werd Raamsdonksveer later doorsneden door boven bedoelden internationalen Napoleonsweg, en overvleugelde Raamsdonk daardoor al spoedig, zoodat het nieuwe Gemeentehuis zelfs niet meer in Raamsdonk, maar in het veel belangrijker Raamsdonksveer is gebouwd.
In later tijden is het zwaartepunt van Oosterhout zeker verplaatst naar het Zuiden. De St. Jan-kerk met haar machtigen toren werd het nieuwe middelpunt, waar omheen grooter-Oosterhout zich ging ontwikkelen. Eigenlijk centrum is de kerk wel nooit geworden; immers de bebouwing in ’t noorden is onbeduidend; maar toch is zij zeer duidelijk de groote kern, waarvan de ontwikkeling in de laatste eeuwen is uitgegaan. Dat in het noorden zoo weinig gebouwd werd, is vermoedelijk een gevolg van eigendommen-in-al-te-vaste-handen.
Wie in de Torenstraat, vóór hij de Kerk ingaat, zijn blik even naar boven wendt, vindt boven de poorten ’t jaartal 1519, wat er op zou wijzen, dat men in dat jaar met den bouw van den toren zoover gevorderd was. De juistheid van dit jaartal wordt betwist, naar het schijnt, op grond van betrouwbaarder gegevens, waarover wij momenteel niet de beschikking hebben.
In een werkje van den laatsten tijd vonden we, dat de kerk met toren zou gebouwd zijn in de 15de eeuw. Is hier bedoeld het einde der 15de eeuw, dan zou 1519 wel acceptabel zijn; want het bouwen alleen reeds van een toren, als de St. Jan toren, zou zelfs voor onzen tijd een groot werk zijn; 350, 400 jaar geleden was het natuurlijk een geweldig werk, en men zal er wel enkele jaren voor noodig gehad hebben om het te voltooien.
Het eerste nieuwe raam in den zuidelijken gevel der Kerk bevat dit onderschrift: “De Malthezer ridders beraadslagen over den bouw der Kerk van St. Jan”. Het stelt voor het moment, waarop de architect een totaal aanzicht der kerk voorlegt aan de vergaderde ridders. Dit, evenals de andere ramen, is geschilderd naar aanwijzingen van wijlen Pastoor Peters z.g.
Uit zijn aanteekeningen zal misschien blijken, of hij de Malthezer ridders als de initiatiefnemers of als de opdrachtgevers beschouwt. Vooral de stichting der Kerk en van den toren lijkt ons ’n zeer interessant onderwerp voor een uitvoerige behandeling in dit blad; wanneer een bevoegde zich daar eens voor zou willen zetten, zou hij zeker velen aan zich verplichten.
De toren is opgetrokken in natuursteen en baksteen. De natuursteen zal vermoedelijk uit Limburg, uit de grotten van Valkenburg komen. De baksteen is in de buurt van den Toren gemaakt, althans op niet grooten afstand. De Oosterhoutsche bodem is rijk aan leem, zoodat de grondstof voor den baksteen in ruime mate aanwezig was. Steenbakkers schijnen de Oosterhouters reeds vroeg te zijn geweest. Waarom zou men de baksteenen voor den toren en de kerk dan van elders aanvoeren ?
Volgens de legende heeft men den leem uit den grond gehaald, waar het gehucht Steelhoven (oorspronkelijk Steenhoven) ligt, en dat tengevolge van het graafwerk zou zijn ontstaan. Kerk en toren zijn, naar beste weten, tegelijk gebouwd, althans onmiddellijk achter elkaar. In dien tijd moet Oosterhout toch al wel een eenigszins beduidende plaats zijn geweest, plaats ook met perspectieven; want anders lijkt het vreemd, dat toen reeds zoo’n ruime kerk, maar vooral zoo’n majestueuze toren werd gebouwd. een toren, die ook een flinke stad zou kunnen beheerschen. Wordt vervolgt. (FVW)