Dat dacht kapper Leon Slootjes (67) aan de vooravond van zijn pensioen. 49 jaar geleden was Flip Broers zijn allereerste klant, woensdagmiddag was het ook zijn laatste. “En nou ga ik hardlopen, fietsen, opa spelen en vissen”, lacht hij.

Op 22 augustus 1985 nam kapper Peter de Jong hem aan in zijn salon aan de Leijsenhoek. Na een maand of negen nam Peter de Roo de zaak over en Leon verhuisde mee naar het Basiliekplein. 24 Jaar later stapte hij over naar, juist ja, weer de Leijsenhoek, maar nu in de salon van Hetty van den Andel. En daar sloot hij zijn arbeidzame leven dus af.

Gemiddeld knipte hij vijf dagen per week en per dag zaten er (maximaal) zestien kerels in zijn stoel. “Ja, dames knippen is niks voor mij. Ik kan het wel hoor, maar nee, liever niet. Laat mij maar lekker met een kam, schaar en tondeuse werken.” Ooit ook dacht hij erover om voor zichzelf te beginnen, maar na een gesprek met Flip, belastingconsulent, kreeg hij al een slapeloze nacht. Dat ging ‘m dus niet worden.

Een kapper is zoiets als een kroegbaas: Horen, zien en zwijgen. Inhoudelijk gaat hij er dus niet op in. “Maar natuurlijk heb ik lief en leed gedeeld, veel gelachen ook. Hoewel het vertellen van moppen steeds minder is geworden. Door corona moest ik op afspraak gaan werken en ben dat blijven doen. Vroeger zaten er soms vijf o zes kerels in de wachtkamer en die zaten elkaar te vermaken, moppen tappen en zo. Mensen durven ook niet meer zo goed een schuine mop te vertellen.”

Flip was dus ook 49 jonger toen hij voor het eerst geknipt werd door Leon. “Het is zoiets als met een tandarts hè. Heb je een goeie dan blijf je daar ook naartoe gaan.”

evr

(foto Casper van Aggelen)