Afgelopen weekend was het Nationale Nachtvlindernacht. Ook in Oosterhout konden geïnteresseerden op zoek naar nachtvlinders. En nee, die gingen voor hun waarnemingen niet naar de Klappeijstraat, al viel daar vast ook genoeg te zien. En ook vliegende nachtvlinders werden gelokt met alcohol, maar dan bij de IVN Natuurtuin. Onze correspondent ging eens een kijkje nemen.
In het clubhuis van de IVN in de Oranjepolder hadden zich vrijdagavond een kleine 30 belangstellenden verzameld. Zij kregen eerst een presentatie over vleermuizen en nachtvlinders. Beide dieren hebben niet zo’n positief imago. Dat komt vast door de twee motten die bij Dorus in zijn oude jas zaten en graaf Dracula die de vleermuis wegzet als een bloeddorstig monstertje. Volgens IVN-natuurgids Paul Mennema gebeurt dat alleen in Zuid-Amerika, waar de vleermuis zich wel eens tegoed doet aan een paar druppeltjes koeienbloed. Zijn collega Peter Schaft vond de wat saaie reputatie van het motje, oftewel de nachtvlinder, ook niet terecht. Zo zijn er maar liefst 2.400 soorten nachtvlinders, veel meer dus dan de 53 verschillende dagvlinders. Sommige nachtvlinders zijn ook overdag actief en hebben mooie tekeningen op hun vleugels. Zoals de nachtpauwvlinder die met de twee grote ogen op de vleugels zijn vijanden de schrik op het lijf jaagt.
Dwergvleermuis
Toen het echt donker was, gingen we met de zaklantaarn op pad in de natuurtuin waar talloze glazen potten met waxinelichtjes de paden sfeervol verlichtten. En gelukkig was er de batdetector. Daarmee kon het ultrageluid van de vleermuis omgezet worden in voor de mens hoorbare klanken. De detector ging meteen hard tikken en daarna werd de vleermuis gesignaleerd die over het riet vloog. Het bleek een dwergvleermuis, de soort die in Nederland het meeste wordt gespot. “In 90% van alle oude huizen huist er wel een vleermuis onder de dakpannen of in de spouw,” vertelde Mennema. En daar kunnen ze bij de Pannehoef over meepraten.
Buxusmot
Op het smeersel van alcohol en stroop dat op een boom was gesmeerd, kwam alleen een klein kikkertje af. De opgehangen lakens hadden meer succes, want daar waren enkele nachtvlindertjes te zien. Zo herkenden de experts een kroosvlindertje, zwarte-c-uil en zuringuil. En nee, die laatste twee zijn geen vogels maar toch insecten. Bij dit gezelschap voegde zich later nog een buxusmotje, waarmee het imago van deze soort niet echt een positieve boost kreeg.
Uiteindelijk fietsten we veel wijzer geworden door de pikdonkere Oranjepolder weer op huis aan. De volgende dag zag ik meteen een nachtvlinder, op de frambozenstruik. Maar toen hij zich aan de zon had opgewarmd en zijn vleugels opengingen, bleek het toch een dagvlinder. Een Atalanta. En als je het mij vraagt toch een stuk mooier dan zijn mottige vrinden!
CC (foto’s JV)